Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6426

Datum uitspraak2008-12-10
Datum gepubliceerd2008-12-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708944/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 6 november 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) met toepassing van artikel 8.23 van de Wet milieubeheer de bij besluit van 14 juni 2005 aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Chemelot Site Permit B.V. (hierna: vergunninghoudster) krachtens de Wet milieubeheer verleende revisievergunning voor de site Chemelot in de gemeenten Sittard-Geleen en Stein, gewijzigd. Dit besluit is op 15 november 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200708944/1. Datum uitspraak: 10 december 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de stichting Stichting Natuur en Milieu, gevestigd te Utrecht, appellante, en het college van gedeputeerde staten van Limburg, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 6 november 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) met toepassing van artikel 8.23 van de Wet milieubeheer de bij besluit van 14 juni 2005 aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Chemelot Site Permit B.V. (hierna: vergunninghoudster) krachtens de Wet milieubeheer verleende revisievergunning voor de site Chemelot in de gemeenten Sittard-Geleen en Stein, gewijzigd. Dit besluit is op 15 november 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft de stichting Stichting Natuur en Milieu (hierna: de stichting) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 december 2007, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Het college heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. Het college heeft daarover een zienswijze naar voren gebracht. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2008, waar de stichting, vertegenwoordigd door drs. ing. J.G. Vollenbroek, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J.A.G. Werkhoven, mr. V.M.P. Haesen, P.J.M. Bertrand, ing. G.P.C. Jetten en ing. M.J. Wenders-Erven, allen werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting vergunninghoudster en [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. F.J.C.M. de Kok, advocaat te Heerlen, mr. B.A. Jong, F.M.G. Höppener en F.P.J. Stadler, als partijen gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het bestreden besluit heeft betrekking op het wijzigen van voorschriften ter regulering van onder andere de emissies van stikstofoxiden (hierna: NOx) naar de lucht vanwege de binnen de inrichting aanwezige warmtekrachtcentrales, die in bedrijf zijn ten behoeve van de opwekking van elektriciteit en stoom ten behoeve van de processen op de site Chemelot. 2.2. Het college betoogt dat het beroep van de stichting niet-ontvankelijk is, omdat zij geen zienswijzen over het ontwerp naar voren heeft gebracht. 2.2.1. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb naar voren heeft gebracht. 2.2.2. De stichting heeft ter verklaring van het niet naar voren brengen van zienswijzen betoogd, dat zij door een te beperkte publicatie van het ontwerp van het besluit niet op de hoogte was van dit ontwerp. Aangezien de site Chemelot landelijk gezien een grote emissiebron van NOx is, is volgens haar de kennisgeving van het ontwerp van het besluit ten onrechte beperkt tot het Limburgs Dagblad en het dagblad De Limburger, editie Westelijke Mijnstreek (hierna: de dagbladen). 2.2.3. Het college stelt zich, kort weergegeven, op het standpunt dat met de kennisgeving van de ontwerpbeschikking in de dagbladen is voldaan aan de eisen van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb. Bovendien was deze kennisgeving gedurende de gehele inzageperiode geplaatst op de internetpagina van de provincie Limburg, aldus het college. 2.2.4. Ingevolge artikel 8.6 van de Wet milieubeheer is op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een vergunning afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van toepassing. Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerpbesluit. 2.2.5. Het college heeft op grond van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb een zekere vrijheid in de keuze waarop kennis wordt gegeven van het ontwerpbesluit, mits deze kennisgeving op een geschikte wijze plaatsvindt. Het deel van de inrichting waar het bestreden besluit betrekking op heeft, is gelegen in de gemeente Sittard-Geleen. De dagbladen, waarin kennis is gegeven van de ontwerpbeschikking, zijn in deze gemeente en de omliggende gemeenten Echt-Susteren, Stein, Beek en Schinnen verspreid. In het deskundigenbericht is vermeld dat de bijdrage van de warmtekrachtcentrales aan de plaatselijke achtergrondconcentraties voor NOx, door emissie via een hoge schoorsteen en verspreiding van de rookgassen, gering zal zijn ten opzichte van de heersende achtergrondconcentratie. Gezien de aard en omvang van de warmtekrachtcentrales en de verwachte nadelige gevolgen ervan, heeft het college door de kennisgevingen in de dagbladen te plaatsen, niet op onjuiste wijze gebruik gemaakt van de hem op grond van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb toekomende vrijheid. Overigens is ook op een andere wijze kennis gegeven van het ontwerpbesluit nu ter zitting onweersproken is komen vast te staan dat deze kennisgeving gedurende de gehele inzageperiode op de internetpagina van de provincie Limburg was geplaatst. 2.2.6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat in de wijze van kennisgeving geen grond is gelegen om het niet naar voren brengen van zienswijzen verschoonbaar te achten. Ook verder is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan dit de stichting redelijkerwijs niet kan worden verweten. Derhalve is het beroep van de stichting niet-ontvankelijk. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. W.D.M. van Diepenbeek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. de Hek, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. De Hek Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008 542.